Hij ruilt met ons op vreemde wijs…

U herkent wellicht deze regel uit het lied Loof God, gij christenen, maak hem groot (Liedboek, lied 474). Dit lied is in de eerste helft van de 16de eeuw geschreven door Nikolaus Herman. Het bevat verwijzingen naar de Christushyme uit Paulus’ brief aan de Filippenzen (2: 5 t/m 11). Daar lezen we: ‘Hij die de gestalte van God had maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar’.

Hij ruilt met ons op vreemde wijs. Het is geen gemakkelijke gedachte. Toch is het een echt kerstlied over een kindje arm en naakt en teer al in een kribje klein. Een blij lied over de gulheid van Jezus voor ons mensen. Een actueel lied, als spiegel voor allen in deze wereld die zich breed maken. Van hen hebben wij geen gulheid te verwachten. Kunnen we met het kind in de kribbe voor ogen de mooie maar moeilijke woorden van Paulus als kerstboodschap verstaan?

De hymne die Paulus schrijft over Christus gaat van boven naar beneden en van beneden naar boven. In het dieptepunt staat het kruis. Daar komt alles samen. Het eerste deel van de hymne gaat over de weg omlaag. Christus, Gods beeld en gelijkenis, wordt aan mensen gelijk. Aan mensen als Adam, die God willen zijn in het diepst van hun gedachten en daardoor slaaf worden van machten die niet bevrijden, maar verleiden en knechten. Mensen uit het paradijs verjaagd. Verzakende zijn macht en recht verkiest hij zich een stal, neemt de gedaante aan van een knecht, zo klinkt het in het kerstlied.

De theoloog Noordmans schreef in een kerstmeditatie: Een mens die geboren is blijft niet wat hij is. Met een mens gebeurt zoveel; er verandert zoveel. Menszijn betekent zwakheid, zonde, nood en dood. Om dit alles is Jezus mens geworden. Hij ligt niet in de kribbe als teken van menselijkheid, maar hij ligt daar als metgezel van allen, wier menselijkheid problematisch is geworden. De nieuwe Adam, werkelijk de gestalte van de scheppende God, verklaart zich solidair met hen. Met ons, die er in ons leven ook zo vaak een rommeltje van maken. Hij heeft zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood, de dood aan het kruis. Hij wordt een knecht en ik een heer, wat win ik veel daarbij! Zo gaat het kerstlied verder.

Maar vanuit de diepste vernedering van het kruis - inderdaad een slavendood in het Romeinse Rijk - klimt de hymne naar ongekende hoogte, zo horen we in het tweede deel van de hymne. Hier handelt God! Hij honoreert de solidariteit van Christus die aan mensen gelijk werd. Hij heeft hem hoog verheven en hem een naam boven alle naam gegeven. Die naam die op elke tong en ieders lippen ligt is een belijdenis: Jezus Christus is Heer. 

Het is de slaaf die Heer wordt. Voor Hem zal elke knie zich buigen. Dat is een krachtige uithaal naar de Romeinse keizer, die als Heer vereerd wilde worden. Die naar Christus heten zullen voor hem niet buigen. Dit alles is tot eer van God de Vader. In die hele weg van vernedering en verhoging houden de Vader en de Zoon elkaar vast.

Is de naam boven alle naam voor ons mensen nog wel aanspreekbaar? Is Christus in zijn verhoging ons nog nabij als metgezel? De vernederde en de verhoogde mogen we niet uit elkaar halen. Het is één Heer. U is heden de Heiland geboren, Christus de Heer, zei de engel tegen de herders in de nacht van de geboorte. Een kind in een kribbe, arm en naakt en teer. Aan ons mensen gelijk. Meer nabij kan hij niet zijn. Daarin ligt de verlossing besloten van Adam en alle mensenkinderen de eeuwen door. Met kerst vieren we dat we in de ruimte van dit kind mogen bestaan.

En nu ontsluit hij weer de poort
van ‘s hemels paradijs.
De engel staat er niet meer voor,
God zij lof, eer en prijs!

Met deze woorden groet ik u. Ik wens u gezegende kerstdagen en heil en zegen voor het jaar van onze Heer 2023.

ds. Julia van Rijn