Er is een tijd om te omhelzen

Afgelopen zomer waren we met vakantie in Italië. We bezochten het Nationaal Museum voor Etruskische kunst in Chiusi - Toscane. Daar zag ik deze grafurn (achter glas, vandaar de weerspiegeling), die bijna 3000 jaar oud is. Het voorwerp ontroerde mij: de innige omhelzing van die twee figuurtjes. Is het een afscheid nu de dood heeft ingebroken? Of juist een teken van hoop op hereniging in een hiernamaals? We weten het niet. We zien de omhelzing.

In populair taalgebruik komen we de oproep tot omhelzen tegenwoordig nogal eens tegen. En dan niet als omhelzing van mensen. Nee, we moeten onze kracht omhelzen, of juist onze zwakheid, ons lijden, onze dromen, onze werk en onze toekomst. Dat omhelzen is een positieve kracht waardoor je sterker in het leven staat. Dat klinkt als een zin uit een zelfhulpboek. Ik ben beter thuis in een ander Boek.

De Prediker wist het al. Hij schreef, ook alweer zo’n 2.300 jaar geleden, de woorden: Er is een tijd om te omhelzen en een tijd om verre te zijn van omhelzen (StV). Woorden die in deze tijd voor ons een extra lading kregen. Al moeten we nog voorzichtig zijn, elkaar de ruimte gunnen als dat is gewenst, langzaam maar zeker mogen we elkaar ook weer omhelzen. Twee weken geleden ging ik naar een goede vriendin. We hadden elkaar in coronatijd slecht een keer gezien, op gepaste afstand. Toen ze de deur voor mij opendeed zeiden we: zullen we? En ja, we omhelsden elkaar. Het voelde vertrouwd en goed.


In de grondtalen van de Bijbel ben ik opzoek gegaan naar het woord omhelzen. Het komt in het Oude Testament niet zo heel vaak voor. In de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 komen we het woord alleen tegen in Prediker. Verder wordt het meestal vertaald met begroeten of nog anders omschreven. In het dankgebed van koning Hizkia voor zijn genezing staat in de Nieuwe Bijbelvertaling: U hebt mij behoed voor het zinloze graf…(Jesaja 38: 17) In de (niet herziene) Statenvertaling lezen we: Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame… Beeldschone taal die aan ons niet meer is besteed.

In het Nieuwe Testament wordt het woord dat als oerbetekenis omhelzen heeft vertaald met groeten, begroeten of ook weer een omschrijving. Vaak in de neutrale betekenis van elkaar gedag zeggen. Maar een paar teksten in de evangeliën springen eruit. Voor de Judeeërs is groeten een belangrijke ceremonie, waar Jezus heeft een mening over heeft. Hij zegt: Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein… (Marcus 12: 38). Ook voor nutteloze plichtplegingen heeft hij geen geduld. Als hij de leerlingen op pad stuurt om het goede nieuws te vertellen in iedere stad zegt hij: Groet niemand onderweg… (Lucas 10: 4). 

Maar in de uitzendingsrede in Matteüs horen we ook van de kracht van de groet: Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat. Laat vrede over dat huis komen als het dat waard is. De vrede is een kracht waarmee dat leerlingen het huis en zijn bewoners zegenen. Als het huis het niet waard is, laat dan de vrede tot je terugkeren, zegt Jezus (Matteüs 10: 12vv). Wat een machtige gave! In de Bergrede zegt Jezus duidelijk dat onze groet niet alleen voor onze verwanten en vrienden bestemd is, maar ook voor vreemden en zelfs vijanden, want Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen (letterlijk: groeten), wat voor uitzonderlijks doe je dan? (Matteüs 5: 46vv). Zoals altijd stemmen de woorden van de Bergrede tot nadenken.


Voor Paulus is de groet een belangrijk onderdeel van zijn brieven. In Romeinen zetten klinkt het woord groeten maar liefs 21 keer. De groet neemt de kleur aan van vermaning, bemoediging en dank. De jonge gemeenten leven van zijn brieven en groeten en worden erdoor gebouwd. Een prachtige bemoediging vinden we ten slotte in Hebreeën 11. De wolk van getuigen die ons omringen hebben de beloften niet verkregen maar wel omhelsd als een belofte voor de toekomst.


We staan nog maar aan het begin van een nieuw kerkelijk seizoen. Ik zou zeggen: omhels het! Hopelijk wordt het een seizoen waarin we elkaar weer in het echt zullen ontmoeten en begroeten. De deuren van de kerk gaan open naar binnen voor de eredienst, gespreksgroepen, catechese, maaltijden en al die andere ontmoetingen die het leven van de gemeente zin en glans geven. Laat de deuren ook naar buiten opengaan. Als we alleen elkaar begroeten, wat voor uitzonderlijks doen we dan? Van een groet en kracht en vrede uitgaan, zo lazen we in het evangelie. Dus laten we eropuit gaan om onze buurtgenoten te groeten, de mensen met wie we werken en spelen en sporten. Laten we vriend, vreemdeling en vluchteling begroeten. Laat onze groet een teken zijn van onze missionaire houding als gemeente.

Ik wens u allen vrede, vrolijkheid en alle goeds voor dit seizoen. Omhelzen gaat wellicht wat ver, maar ik groet u en hoop u te ontmoeten.

Julia van Rijn, classispredikant