Sta op! – Hij gaat al voor ons uit… (lied 631)

Als tiener deed ik ooit mee aan een paasjubel. Met een groep van twintig gemeenteleden gingen we op Paasmorgen, voorafgaande aan de dienst, paasliederen zingen op straat. In de villawijk en bij de galerijflats. U zij de glorie, opgestane Heer. Er was een trompettist bij. We zongen uit volle borst, meerstemmig. Het klonk goed. Wat hadden we gehoopt? Dat mensen hun ramen en deuren opengooiden, en ons volgden naar de kerk om de opstanding te vieren? Er gebeurde niets. Er blafte een hond op een balkon, maar verder kraaide er geen haan naar... Niemand stond op.

Toen al, zo’n vijftig jaar geleden, was geloven niet meer vanzelfsprekend. Misschien wordt er vandaag de dag wel meer geloofd. We vertrouwen op de goddelijke vonk in onszelf, in de kracht van het universum, of in complotten die de wereld tot een overzichtelijk geheel maken. Er wordt van alles geloofd… maar geloven in opstanding? Uit de dood?


Dat laatste vraagt enige verbeelding, maar opstaan, doen we toch dagelijks? Dichter/theoloog Niek Schuman* schreef Een voordracht op Pasen.

‘Opstaan!’, roept je moeder of je vader,
of de wekker, elke dag opnieuw.
Want elke avond ga je weer liggen,
en elke morgen moet je weer opstaan.
Naar school, naar je werk, of naar nergens.
Maar opstaan moet je, vroeg of laat.

Heel je leven is één grote beweging
van steeds maar weer gaan liggen
en steeds maar weer opstaan.
Plat en omhoog, ziek en weer beter,
het leven is vallen en opstaan.
Totdat je, net als alle mensen,
voor de allerlaatste keer gaat liggen.
Soms gaat dat opeens, heel onverwacht.
Vaak gaat dat langzaam, als je oud bent.
Dan lig je neer om niet meer op te staan.

Nooit meer? Sommigen zeggen van wel…

Dat de opstanding vragen oproept is van alle tijden. Ook Paulus’ gemeenteleden in Korinthe worstelden ermee. In Korinthe, een grote havenstad, waar veel rondreizende predikers kwamen, woei allerlei wind van leer. In de Griekse denkwereld werd het lichaam beschouwd als kerker van de ziel. Een mens die nog aan de aarde en zijn lichaam gebonden was, kon niet werkelijk opbloeien. Pas als het lichaam gestorven was, kon de ziel verlost worden en het ware leven vinden. De Korinthiërs hadden er geen moeite mee de opstanding van Christus in hun denken in te passen. Hij is immers de zoon van God, die gestorven is en leeft. Maar de gedachte van de opstanding van hun eigen lichaam vonden ze overbodig en haast verwerpelijk. Opstanding, dat was te veel eer voor het stoffelijk omhulsel.

Paulus reageert in zijn brief aan de gemeente geschokt op hun ongeloof (1 Korinthiers 15: 12 – 24). Als van Christus wordt verkondigd, dat hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan? Als de doden niet opstaan is ook Christus niet opgewekt. Bij wijze van gedachten experiment schrapt Paulus dan de opstanding. Hij laat het evangelie doodlopen op Goede Vrijdag. Als Christus niet is opgewekt… ja, dat heeft grote gevolgen. Dan is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos. Een mooi verhaal, maar een lege huls. Dan blijken we ook getuigen te zijn, die over God liegen. We zeggen immers ten onrechte van de Eeuwige, dat hij Christus heeft opgewekt? Maar de meest ernstige consequentie is wel dat wij, als Christus niet is opgewekt, nog steeds ‘in onze zonden zijn’. En dan gaan ook wie ‘in Christus’ ontslapen zijn verloren. Zij zijn voorgoed dood, onverbiddelijk dood. De conclusie van dit gedachten experiment is dan ook, dat we de beklagenswaardigste van alle mensen zijn, als Christus niet is opgewekt.

Overdrijft Paulus niet een beetje? Zijn al die mensen, ongelovig, half-gelovig, gelovig, al die zoekers en twijfelaars – toen en nu - die niet verder kijken dan de dood, nu zo te beklagen?

Paulus zegt met de felheid van een bekeerling: als je de opstanding loslaat, dan houd je niks over. En dat is zonde! Zonder opstanding is Jezus op zijn best een tragische held, maar eerder nog een mislukkeling, die niets heeft veranderd. En dan zal er ook voor ons niets veranderen. Dan blijven we eeuwig vallen en opstaan, vastlopen in een labyrint van liefdeloosheid en zelfzucht. Zonde is, dat in de wereld het recht van de sterkste geldt: de grootste mond het grootste gelijk, en dat wij daar niks aan kunnen of willen veranderen. En als dat zo is, dan is ons geloof inderdaad een lege huls.

Maar als Paulus zo ver gekomen is met zijn redenering, dan valt hij zichzelf in de rede: maar Christus ís opgewekt. Het is een krachtige zinswending, trompetgeschal. Tegenover het erbarmelijkste scenario stelt Paulus de opstanding. Die valt niet logisch af te leiden uit de redenering, die kan alleen verkondigd worden. Christus is opgewekt uit de doden, niet als eenling, maar als eerste. Dat woord herinnert ons aan een inzetting van de tora. Op de eerste dag van Pesach werden de eerste halmen van de oogst naar de tempel gebracht om vanuit één middelpunt naar alle kanten bewogen te worden. In de eerste halmen kwam de hele oogst mee. Zó is Christus de eerste, in hem komen we allemaal mee op de weg ten leven. Ons bestaan, het bestaan van deze wereld is geen kringloop van vallen en opstaan, sterven en geboren worden, van alles gaat nu eenmaal zoals het gaat. Wij maken deel uit van een de heilsgeschiedenis. De Eeuwige staat aan het begin, hij trekt met zijn mensen mee, hij staat aan het einde.

Op Pasen vieren wij dat de dood zijn vanzelfsprekendheid heeft verloren. Daarom kunnen we ook niet leven alsof het geen Pasen is geweest. Daarom komt de gemeente elke zondag samen om de opstanding te vieren, zeker op Paaszondag. Sta op! – Hij gaat al voor ons uit. Christus is de eerste, wij zullen volgen. Daarom oefenen zij zich vast in het opstaan, zo eindigt Schuman zijn voordracht op Pasen. Al die mensen die die stem herkennen, die zegt: ‘Opstaan, jullie’, zij leggen zich niet bij alles neer.

Zij zeggen nee, als iemand een ander slaat.
Ze protesteren als mensen met veel geld
niet samen delen met arme mensen.
Ze leggen zich er gewoon niet bij neer
als de één machtiger wil zijn de de ander.
Ze zeggen nee tegen dure wapens,
en tegen eten uit plastic,
tegen stinkende lucht en gif in de grond,
tegen teveel om allemaal op te noemen.

Lastige mensen, worden ze genoemd, opstandige mensen.
Maar we zeggen: we kunnen niet anders en dat komt door dat oude verhaal.
Hij is opgestaan, echt opgestaan, en waarom wij dan niet?

Gezegende Paasdagen gewenst!
Hartelijke groet, Julia van Rijn, classispredikant


* Niek Schuman, Een verschil van dag en nacht, Delft 1984