De zon en al het toffe…

Foto: Vincent van Gogh (1853 – 1890)

Toen ik een kind was gingen we regelmatig in de zomer op vakantie naar Drenthe. Op zondagmorgen fietsten we met het hele gezin van de camping naar de kerk in het dorp, dwars door de korenvelden. In mijn herinnering was het altijd mooi weer. Ik genoot van wat Daniël Lohues met de Drentse popgroep Skik jaren later zong in het lied Dankjewel voor de zon (2002).

Het is zeker 100 keer zo mooi
Als de zon z'n gouden stralen strooit
Het is soms te mooi om waar te zijn
Als 'ie gloedvol over 't koren schijnt
Dus bij wie moet ik in godsnaam zijn
't zou wel leuk zijn als je zeggen kon
Dankjewel voor de zon.

Nu Daniël, de vraag stellen is hem beantwoorden. In de kerk hebben we een adres voor onze dankbaarheid: de God die hemel en aarde gemaakt heeft. Het oude Israël was omringd door culturen waarin de zon als god werd aanbeden: de Egyptenaren hadden Ra, de Grieken Helios, de Romeinen vereerden Sol Invictus en de Babyloniërs Nimrod. Ten tijde van de Babylonische ballingschap schreven Joodse geleerden het scheppingsverhaal op zoals het hun was overgeleverd. Het was een belijdenis waarin God als schepper werd getekend. Niet de sterren, de maan en de zon zijn goden aan de hemel. Ze hebben in het scheppingsverhaal niet eens prioriteit. Op de eerste dag wordt het licht gescheiden van het duister. Pas op de vierde dag zei God: Laten er lichten aan het hemelgewelf komen… En Hij maakte het grote licht en een kleiner licht en hing ze als lampen op. Zon en maan zijn maaksel van Gods hand, zijn schepping. Dankuwel voor de zon!

In de Bijbel wordt de zon vaak als plaats- of tijdsaanduiding gebruik. Bij Prediker klinken tientallen malen de woorden ‘onder de zon’: er is niets nieuws onder de zon, een mens zwoegt al zijn dagen onder de zon, allemaal ijdelheid onder de zon. Ook lezen we vaak: ‘voor de zon opging’ en het dus te heet wordt om iets te doen. In ons koudere land zijn we blij met de warmte van ze zon. Maar in de psalmen en bij de profeten klinkt van Godswege de belofte: ‘overdag zal de zon u niet steken’. In psalm 84 wordt God ‘zon en schild’ genoemd, beeldtaal voor licht op het pad van de pelgrim en bescherming onderweg naar de ‘lieflijke woning’ van de Heer.

Bij de profeten en in apocalyptische teksten lezen we soms over een zonsverduistering. Dat hoeft niet per se een astronomisch verschijnsel te zijn. De zon verliest zijn licht, geeft geen schijnsel meer, wordt bloedrood of zwart als een haren zak. De evangelist Matteüs vertelt dat er drie uur lang duisternis was over het hele land, toen Jezus aan het kruis hing. Daarna geeft Jezus de geest. Zonsverduistering werd (wordt?) gezien als een omineus teken.

Nu we het over duistere zaken hebben, het lied van Skik gaat nog verder:

Is degene die de zon bedacht
Dezelfde die ons oorlog bracht?
Alle narigheid en alle kwaad
Heeft diezelfde iets dat ook gemaakt?
Daarvoor dank je iemand niet zo snel
Maar voor de zon en al het toffe wel.

Wat is er mooier dan 'n stukje fietsen als de zon schijnt
Alle stralen voelen voordat 'ie weer een nacht verdwijnt.
Dankjewel voor de zon.
(Gevolgd door uitbundig trompetspel)

Ik weet niet of Daniël Lohues bewust het woord ‘tof’ gebruikt, scheppingswoord bij uitstek. In Genesis 1 horen we hoe God zes keer over het werk van zijn handen zegt: het is goed, tof! Ondertussen stelt Lohues in dit vrolijke lied toch even de vraag aan de orde waar het kwaad in de wereld vandaan komt. Van hetzelfde iets dat de zon heeft gemaakt? Hij laat het antwoord wijselijk in het midden. Maar wij komen er als christenen niet altijd gemakkelijk mee weg. Hoe vaak wordt ons door mensen die niet geloven niet gevraagd: hoe kan je nu in God geloven als er zoveel ellende is? Kinderen die sterven van de honger, natuurgeweld. Hoe kan God liefde zijn als Marioepol aan flarden wordt geschoten en in Oekraïne dagelijks tientallen mensen omkomen? Ik stamel bij deze grote vragen. Ik kan me niet goed voorstellen dat het kwaad dat wij mensen elkaar aandoen van God komt. Dat het onheil dat ons overkomt of dat we over onszelf afroepen tot Hem te herleiden valt. Toch blijf ik geloven dat God erbij is, als zon en schild. Als troost en toeverlaat in bange tijden. Als degene die ons het visioen voorhoudt van gerechtigheid en vrede. Dat hij er zal zijn met zijn oordeel, want God is barmhartig én rechtvaardig. De profeet Maleachi spreekt over de dag die zeker zal komen, brandend als een oven. ‘Wie hoogmoedig zijn of wie zich goddeloos gedragen, zullen dan slechts stoppels zijn die door de hitte van die dag worden verschroeid… Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de zon van de gerechtigheid, die genezing in haar vleugels draagt, stralend opgaan’ (Maleachi 3: 19-20). Eindelijk gerechtigheid en vreugde voor Gods kinderen. De zon der gerechtigheid is in de vroege kerk beeld geworden van Jezus Christus in wie deze tekst tot leven kwam.

De lichten die volgens het eerste boek Genesis 1 door de Schepper aan de hemel zijn bevestigd worden volgens het laatste boek Openbaring overbodig.’ De stad (het nieuwe Jeruzalem) heeft het licht van de zon en de maan niet nodig; over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht’ (Openbaring 21: 23).

Ik begon met een herinnering aan zonnige vakanties in Drenthe als opmaat om u een goede zomer te wensen. Met de zon gingen we de Bijbel door. Ik eindig met u een fijne tijd te wensen: rust en ontspanning na een druk jaar in gezin, arbeid in kerk. Dat de zon u niet zal steken, maar dat u zich mag koesteren in zijn warme stralen.

Hartelijke groet,
ds. Julia van Rijn