Een hand zal ons wenken, een stem zal ons roepen…

Hij bezoekt slechts een keer per jaar een kerkdienst: de viering in de paasnacht, want daarin komt alles samen. Ik ga veel vaker naar de kerk, maar de paaswake is voor mij ook het hoogtepunt van het kerkelijk jaar.
In de laatste gemeente die ik diende vierden we de paaswake zorgvuldig en vrolijk. Een vuurkorf op het plein. Daaraan ontstaken we de paaskaars die door de zingende cantorij naar binnen werd gedragen in de donkere kerk: Licht van Christus – wij danken U… Het licht verspreidde zich. Daarna klonk het grote verhaal van schepping en zondvloed, uittocht, doortocht en intocht. We luisterden naar de profeten met hun visioenen van hoop. We vernieuwden onze doopbelofte en dan, als hoogtepunt van de viering, het paasevangelie volgens Matteüs: Hij is niet hier, Hij is immers uit de dood opgewekt… Dan deelden we brood en wijn, tot gedachtenis van hem, die gestorven is en leeft! Inderdaad, in de paaswake komt alles samen.

De vele lezingen werden door gemeenteleden verzorgd. Ze hadden zo hun voorkeur: de een wilde altijd het scheppingsverhaal, de ander de doortocht door de Rietzee, weer een ander wilde het lied van Jona lezen. De man die slechts een keer per jaar kwam nam steevast Ezechiël 37 voor zijn rekening, het visioen van het dal vol dorre doodsbeenderen. Het is dit visioen dat in deze dagen op weg naar Pasen met mij meegaat. Het is een gruwelijk verhaal. De profeet Ezechiël moet aan alle kanten om die beenderen heenlopen. Hij moet ze zien. Maar het verhaal is niet gruwelijker dan de werkelijkheid van de oorlog die dichtbij ons woedt (en van al die oorlogen verder van ons bed). Ezechiël aanschouwt een slagveld van lang geleden: de beenderen zijn uitgedroogd. Wij zien de actualiteit van de dode lichamen in de straten van Boetsja en Marioepol. We weten dat de in puin geschoten gebouwen de vele duizenden lichamen aan het oog onttrekken.

‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ’Heer, mijn God, dat weet U alleen’. Dan moet de profeet tegen de beenderen profeteren, ze rechtstreeks aanspreken. Op de vraag of de toestand inderdaad uitzichtloos is opent de Heer een ongekend en wenkend toekomstperspectief. Dit zegt God de HEER:.. ‘Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen’.
Hier klinkt de echo van het scheppingsverhaal uit Genesis 2: Toen maakte God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hen de levensadem in de neus. Zo werd de mens tot een levend wezen. Ezechiël profeteert herschepping, en het gebeurt. Uit de vier windstreken komt de wind die nieuw leven brengt. In het visioen staan de beenderen voor het volk Israël in ballingschap. Het volk zegt: Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden’. Dan volgt een tweede profetie als een variant op de eerste: Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël brengen’.

Het gruwelijke visioen bevat een verhaal van hoop. Hoop op herschepping. Daarom hoort Ezechiël thuis in de paasnacht. De profetie moet vandaag gehoord worden. De gruwelen van de oorlog in Oekraïne en van al die andere brandhaarden zijn nog niet voorbij. En als ze voorbij zijn – God weet wanneer – dan moet er recht gedaan worden: oordeel over de daders, genoegdoening voor de slachtoffers. En opdat de daders, de moordenaars niet voorgoed hun voorsprong behouden op hun slachtoffers moet het verhaal van herschepping en opstanding worden verteld. Het is het verhaal van de hand die wenkt en de stem die roept: dode, dode, sta op. Dit jaar dringender en klemmender dan lang het geval is geweest.
Dit verhaal kunnen we alleen vertellen omdat we Jezus Christus voor ogen hebben. Hij zag de hand die hem wenkte, de stem die hem riep. En hij stond op, als eerste van een nieuwe schepping. Dat mag ons in deze onzekere tijd hoop geven.

Ik groet u met een lied van Huub Oosterhuis (Liedboek, 608: 3):

De dode zal leven.
De dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan
en onder stenen bedolven
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken
een stem zal ons roepen: Ik open
hemel en aarde en afgrond.
En wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.

Julia van Rijn, classispredikant